Opvallend eigenlijk: voor de kerk is werk nog vaak iets dat tijd en energie kost en afleidt van de hoofdzaak, het evangelie verkondigen. En voor gewone christenen is de kerk nogal eens een vorm van vrije tijdbesteding… Terwijl beide een volwaardige plaats hebben in Gods Koninkrijk.
Het moge duidelijk zijn: de bijbelse visie staat haaks op onze theologie van werk en arbeid. Adam en Eva kregen nota bene al vóór de zondeval van God de opdracht om te heersen en te werken (Gen. 1:26, 28 en 2:15, 19). De waarde van ons werk ontlenen we dan ook aan God zelf, die als Schepper werkzaam is. In ons werken mogen we Hem weerspiegelen en met Hem een ruimte scheppen waar de mens kan bloeien. En daarom is God ook geïnteresseerd in wat wij doen en wil Hij betrokken zijn. Het Bijbelse en Hebreeuwse denken gaat ervan uit dat het leven één geheel is, zònder ‘vakjes’. De woorden ‘integer’ en ‘integraal’ drukken dat heel mooi uit: letterlijk één geheel, zonder (op)delingen. In de wiskunde is een integer een geheel getal (1, 2 , 3, enz.). Verder in het Oude Testament is er wat betreft werk geen tegenstelling tussen het ‘natuurlijke’ en ‘geestelijke’. Denk aan Jozef, David, Nehemia, Amos, Daniël, Esther en een bijbelboek als Spreuken. In het Nieuwe Testament is het niet anders. ‘Wat u ook doet, doe het van harte, alsof het voor de Heer is…’ (Kol. 3:23), ‘Maar zonder Mij kun je niets doen.’ (Joh. 15:5), ‘Zo moet jullie licht schijnen voor de mensen, opdat ze jullie goede daden zien en eer bewijzen aan jullie Vader in de hemel.’ (Mat. 5:6). Voor God is het dus niet belangrijk wat we doen, of waar, maar wie we zijn, en met welke houding en motieven we dingen doen.
‘Zo moet jullie licht schijnen voor de mensen, opdat ze jullie goede daden zien en eer bewijzen aan jullie Vader in de hemel.’